Taal stuurt begrip en geheugen bij gebeurtenissen: een interview met Dr. Julia Misersky

/

Dr. Julia Misersky was promovenda bij Het Max Planck Instituut voor Psycholinguïstiek. Vorig jaarr verdedigde zij haar proefschrift genaamd ‘About Time: Exploring the Role of Grammatical Aspect in Event Cognition’ . Gelukkig wilde zij hier graag een aantal vragen over beantwoorden.

Wat was de hoofdvraag van je onderzoek?
In het algemeen ben ik gefascineerd door de vraag of taal de manier beïnvloedt waarop we denken over de wereld om ons heen. In mijn proefschrift bestudeerde ik het effect van taal op onze perceptie en herinnering van alledaagse gebeurtenissen, zoals wandelen of groenten snijden.

Kun je de (theoretische) achtergrond in wat meer detail uitleggen?
Ons dagelijks leven zit vol gebeurtenissen, van ’s ochtends douchen tot het lezen van een boek voor het slapen gaan. We ervaren deze gebeurtenissen direct, maar ook indirect via taal. Wat we horen, lezen of anderen vertellen over gebeurtenissen beïnvloedt hoe we erover denken en op welke details we ons richten. Gebeurtenissen hebben altijd een begin en een einde (grenzen van gebeurtenissen). Tijd kan een gebeurtenis omkaderen en structuur geven. Tijd is ook op verschillende manieren terug te vinden in taal. In mijn onderzoek heb ik specifiek gekeken naar de rol van het grammaticale aspect, dat gebruikt kan worden om een standpunt over een situatie te geven. Bijvoorbeeld, de the chef chopped the onion and the chef was chopping the onion verwijzen beide naar een gebeurtenis ergens in het verleden. Chopped stelt de gebeurtenis echter voor als voltooid, terwijl chopping de gebeurtenis beschrijft als aan de gang, zonder specifieke focus op het eindpunt.

Waarom is het belangrijk een antwoord op deze vraag te vinden?
De kernvraag van mijn proefschrift was of grammaticaal aspect (chopped vs was chopping) de focus leidt naar de grenzen van gebeurtenissen, en specifiek naar eindpunten. Ik wilde onderzoeken of grammaticaal aspect invloed kan hebben op hoe mensen verwachten dat een object eruit ziet als ze lezen over een gebeurtenis. In verschillende van mijn projecten heb ik onderzocht hoe taal de manier beïnvloedt waarop we ons voorstellen dat objecten onomkeerbaar veranderd zijn door een actie – zoals in het voorbeeld the chef chopped the onion/the chef was chopping the onion. Onderzoek toont aan dat wanneer we een zin lezen die suggereert dat een object er anders uitziet na een handeling (Ze pelde de banaan, wat suggereert dat de vrucht niet langer in de schil zit), we ook sneller reageren op een afbeelding van het veranderde object (een gepelde banaan) in vergelijking met een afbeelding van het object in zijn oorspronkelijke staat (een ongepelde banaan). Het gebruikte werkwoord -pellen of hakken- maakt dus uit voor hoe we over het object denken. Grammaticaal aspect zou een soortgelijk effect kunnen hebben op de gedachten van mensen over de toestand van een object: we kunnen ons gemakkelijker een gesnipperde ui voorstellen na het lezen van the chef chopped the onion, dat een eindpuntfocus heeft (zie afbeelding hierboven), vergeleken met and the chef was chopping the onion, waar de verandering nog aan de gang is. Als grammaticaal aspect kan veranderen welke details we relevant vinden in een gebeurtenis, dan beïnvloedt dat hoe we denken over de objecten of mensen in gebeurtenissen, hoe we beschrijven wie wat doet met wie, en wat we ons herinneren over de gebeurtenis.

Kun je één specifiek project omschrijven?
Ik heb gekeken naar hersenactiviteit tijdens het presenteren van afbeeldingen. Engelstalige deelnemers lazen zinnen als The chef chopped the onion of The chef is chopping the onion woord voor woord. Na het lezen van de zin zagen ze een afbeelding van het object in zijn oorspronkelijke staat (een hele ui, die het begin van de gebeurtenis voorstelt), of in een veranderde staat (een gesnipperde ui, die het einde van de gebeurtenis voorstelt).

Over het algemeen werden de plaatjes met de veranderde staat beter gevonden bij de zinnen dan de plaatjes met de originele staat, waarschijnlijk omdat de werkwoorden een gebeurtenis beschreven waarbij objecten zichtbaar werden veranderd. De plaatjes van de oorspronkelijke staat werden even goed verwerkt na beide soorten zinnen (was chopping vs chopped). Het grammaticale aspect maakte echter wel uit voor hoe goed de veranderde plaatjes werden geïntegreerd in de zinnen. Bij het lezen van chopped, wat duidt op een gestaakte gebeurtenis, vonden mensen het veranderde plaatje beter passen bij de zin dan bij het lezen van was chopping. Het grammaticale aspect leidde dus het begrip van de gebeurtenis zodanig dat het eindpunt van de gebeurtenis (veranderde toestand van het object) geactiveerd werd.

Wat was je belangrijkste bevinding?
Voor mij was het heel interessant om te zien hoe grammaticaal aspect kan beïnvloeden hoe we gebeurtenissen begrijpen, maar dat het dat niet noodzakelijk altijd doet. Zoals je in de vorige paragraaf kunt lezen, vonden we een subtiel effect van grammaticaal aspect op hoe mensen verwachtten dat het object eruit zou zien. Perfectief aspect (chopped) lijkt onze focus naar het eindpunt te leiden, wat te zien is in de hersenactiviteit voorafgaand aan de besluitvorming. Dit aspecteffect werd echter niet waargenomen in een vervolgstudie, waarin we dezelfde zinnen en plaatjes bekeken in combinatie met bewuste besluitvorming (reactietijden meten). Het lijkt erop dat grammaticaal aspect alleen onder bepaalde omstandigheden een effect heeft – tenminste als het om Engels gaat.

Wat zijn de gevolgen van deze bevinding? Hoe kan dit de wetenschap of maatschappij vooruit helpen?
Talen en het gebruik daarvan zijn divers en er valt nog veel te ontdekken! Begrijpen hoe taalgebruik en taalachtergrond ons begrip van de wereld vormgeven, kan een bredere impact hebben buiten het lab. Naar mijn mening moeten we systematisch onderzoeken hoe uitdrukkingen van tijd in verschillende talen ertoe leiden dat mensen met verschillende taalachtergronden zich concentreren op details van gebeurtenissen en zich gebeurtenissen herinneren.

Wat wil je hierna gaan doen?
Tijdens mijn tijd als promovenda was ik betrokken bij verschillende representatieve activiteiten, bijvoorbeeld als lid van de PhDnet steering group, local PhD representative en deputy equal opportunities officer.. Door de jaren heen hebben deze ervaringen me duidelijk gemaakt dat – hoewel ik erg gepassioneerd was over mijn onderzoeksprojecten en psycholinguïstiek – ik het beste gedij in ondersteunende en representatieve rollen in de academische wereld. Na mijn MPI-contract ben ik begonnen als beleids- en communicatiemedewerker bij CLARIN ERIC. CLARIN is een Europese onderzoeksinfrastructuur met een open wetenschapsagenda die toegang biedt tot taaldata en tools voor de sociale en geesteswetenschappen. In mijn functie ontwikkel ik de CLARIN-strategie, ben ik actief betrokken bij verschillende bestuursorganen, werk ik aan ons gelijkheidsplan en doe ik veel aan communicatie. Het is een afwisselende baan in een geweldig team, en natuurlijk taalgerelateerd!