Ik moet hierbij de kanttekening maken dat ik waarschijnlijk vaker dan gemiddeld stilsta bij mijn dochters taalontwikkeling omdat ze tegelijk Engels, Nederlands, Slowaaks en af toe een woordje Taiwanees aan het leren is. Dit betekent dat wanneer ze het vertrouwde ring, ring, ring… uit de computer hoort komen, ze niet eens weet welke taal ze te horen zal krijgen. Verrassend genoeg wist ze al voor ze anderhalf jaar oud was welke taal ze met wie moest spreken. Misschien lijkt dat alleen verwonderlijk voor mij als ouder; we weten namelijk dat baby’s die opgroeien in een tweetalige omgeving al vanaf 4 maanden verschillende talen kunnen onderscheiden. Nu ze bijna twee is, weet ze ook wie welke taal niet spreekt. Wanneer ik Slowaaks met haar praat, begint ze soms spontaan te vertalen voor haar vader om hem bij onze interactie te betrekken (dit doet ze nog vaker als ze een verzoek heeft!). Ze vertaalt interessant genoeg niet voor haar oma (die alleen Slowaaks praat) wanneer haar vader Engels met haar aan het praten is tijdens een videogesprek. Zou ze dit doen omdat de interactie virtueel is? Is communicatie en het leren van een taal minder optimaal als er geen fysieke, maar alleen virtuele interactie is?
In een eerder artikel van deze blog kwam al ter sprake dat kinderen jonger dan twee jaar minder goed een taal leren door passief naar video’s te kijken dan door actief interacties te hebben met andere mensen. Dit heet het ‘video tekort’. Kort gezegd bevatten echte interacties duidelijkere sociale signalen. Jonge kinderen leren ook meer tijdens echte gesprekken omdat ze vaak beter opletten. Deze grotere alertheid en motivatie zijn cruciaal bij het leren van een taal. Dit ’tekort’ kan echter (gedeeltelijk) compenseerd worden door te zorgen voor interactie met je kind terwijl je samen een video bekijkt. Het lijkt er dus op dat sociale interactie een gunstige invloed heeft op het leren van een taal. Wat betekent dat dan voor virtuele sociale interactie, bijvoorbeeld via videobellen?
Verschillende studies vonden dat kinderen tussen een en drie beter woorden leren van video’s waarin er (virtuele) sociale interactie plaatsvindt dan wanneer ze passief naar een scherm kijken. Het lijkt erop dat de mogelijkheid tot interactie helpt om het ‘video tekort’ te overbruggen. Interacties in videogesprekken bevatten namelijk ook sociale signalen. Bovendien kunnen virtuele gesprekken net zo afwisselend en verrassend zijn als echte sociale situaties aangezien de beller in real-time reageert op het kind en vice versa. Deze mogelijkheid om synchroon te kunnen reageren, bijvoorbeeld een kind dat gaat zwaaien wanneer iemand ‘hallo’ zegt of het herhalen van een nieuw woordje dat gebruikt werd door de beller, is een cruciale factor in het leren van een taal en zou ervoor kunnen zorgen dat videogesprekken hiervoor effectiever zijn dan passieve video’s. Sociale ‘onvoorspelbaarheid’ verhoogt opnieuw de alertheid en motivatie van jonge kinderen om te leren en deel te nemen aan het gesprek.
Er is een studie waarin jonge kinderen nieuwe woorden en acties leerden van mensen die ze niet kennen. Dit gebeurde door middel van vooraf opgenomen video’s of via een interactief videogesprek. Een week later herkenden de kinderen de mensen uit de gesprekken beter dan die uit de opgenomen video’s. Bovendien hadden ze meer nieuwe woorden geleerd uit de geprekken dan uit de video’s. Ik kan ook vanuit mijn eigen ervaring bevestigen dat mijn dochter graag meedoet aan grappige virtuele interacties met haar grootouders, zoals een high-five aan het scherm geven of hen haar knuffelkat tonen wanneer hun echte kat in beeld verschijnt en zelfs liedjes herhalen die ze voor haar hebben gezongen. Dit doet ze echter nooit wanneer ze naar tekenfilmpjes kijkt. Dan zit ze voor de computer, verwonderd naar het scherm te staren. Hoewel dit welverdiende rustmomenten zijn voor mij als ouder, denk ik dat ik haar schermtijd beter kan invullen met virtuele interacties. Dit is beter voor haar taalontwikkeling en voor de band met haar grootouders.
Er zijn verschillende factoren die een invloed hebben op hoe betrokken kinderen zijn bij een videogesprek. Het is aangetoond dat kinderen wellicht beter een taal leren van video’s waar mensen in voorkomen die ze kennen. Mijn dochter vraagt vaak om met “Babka” [oma in het Slowaaks] te praten, vooral wanneer we haar recent in het echt bezocht hebben. Met haar neemt ze actief deel aan het grootste deel van het gesprek. Wanneer we daarentegen vrienden of familie bellen die mijn dochter nog nooit in het echt heeft ontmoet, is ze eerder verlegen en is ze veel sneller afgeleid. Ik denk zelf dat er veel meer factoren zijn die invloed hebben op hoe aandachtig kinderen zijn – en als gevolg daarvan hoe goed ze een taal leren van een video -zoals de hoeveelheid interactie en het type interactie/activiteit in de video. Zo vroeg mijn dochter bijvoorbeeld een paar weken geleden om met “teta Soňa” [tante Soňa], te praten, hoewel we Soňa al maanden niet meer gesproken hadden. Dit maakte duidelijk hoe ik het langetermijngeheugen van een peuter onderschat. Tante Soňa is een kleuterjuf en tijdens ons laatste gesprek heeft ze veel nieuwe liedjes gezongen voor mijn dochter. Het zou kunnen dat deze leuke en nieuwe activiteit zo’n indruk heeft gemaakt dat ze zich tante Soňa goed herinnerde, zelfs al had ze haar al een paar maanden niet gezien.
Kortom, peuters kunnen een taal leren van virtuele interacties, vooral wanneer de virtuele omgeving uitnodigt tot interactie. Toch zullen sommige kenmerken van echte conversaties altijd ontbreken, ook al bevatten videogesprekken veel sociale en interactieve elementen. Dingen als diepte en beweging worden minder goed overgebracht via een camera en er zit vaak een vertraging op het geluid of het beeld. Precieze timing is belangrijk in gesprekken, vooral wanneer verschillende sprekers van beurt wisselen. Die vertragingen kunnen lastig zijn, vooral voor peuters die nog maar net leren hoe ze aan het gesprek kunnen deelnemen. Videogesprekken mogen dan beter zijn om een taal te leren dan passief filmpjes kijken, ze zijn (nog) niet te vergelijken met ‘live’ interacties. Mijn dochter en ik zullen in ieder geval erg blij zijn als we de virtuele kiekeboe-spelletjes achter ons kunnen laten en weer zo veel mogelijk in het echt kunnen afspreken.
Schrijver: Cecilia Hustá
Redacteur: Melis Cetincelik
Nederlandse vertaling: Caitlin Decuyper
Duitse vertaling: Natascha Roos
Eindredactie: Eva Poort, Merel Wolf